2015.06.11_De veerkracht van Nederlandse steden: lessen uit het buitenland_660

De veerkracht van Nederlandse steden: lessen uit het buitenland

11 juni 2015

6 minuten

Verslag Wat zijn veerkrachtige steden? Hoe gaan steden vooruit en met wie moeten ze samenwerken? Wat kunnen wij leren van andere landen en steden? Hoe gaan we om met de factor geld? En bedreigt het duurder worden van binnensteden de leefbaarheid? Deze vragen stonden centraal tijdens de sessie ‘Handen ineen voor sterke veerkrachtige steden’ op de PROVADA 2015. Moderator Tom van 't Hek in gesprek met Wienke Bodewes (Amvest), Carolien Gehrels (Arcadis) en Arnoud Molenaar (gemeente Rotterdam).

PROVADA 2015

Wat verstaan we onder veerkrachtige steden? Volgens Arnoud Molenaar gaat het om het anticiperen op ‘shocks’ en ‘stresses’ en transities, met alles wat in de stad leeft en aanwezig is aan bedrijven en gemeenschappen. Steden moeten flexibel worden als er wat gebeurt en op gebeurtenissen kunnen anticiperen, maar er ook wat van leren. Dus veerkrachtig zijn, maar ook lerend vermogen opbouwen.

Gehrels herkent zich in de definitie van Molenaar. Het economisch en sociaal belang van veerkracht groeit omdat de omstandigheden steeds extremer worden. Zo zijn de steden niet meer rainproof door de vele verharding. De haven van Amsterdam met haar vitale functies kan hier last van hebben. Als daar wat gebeurt bedraagt de schade al snel tientallen miljoenen per dag. ‘Een veerkrachtige stad begint bij adaptieve mensen’, vindt Gehrels. In Nederland zijn we daar behoorlijk goed in volgens Gehrels, want wie gaat er nu vijf meter onder zeeniveau wonen? De kennis die we hierover in eeuwen hebben opgebouwd kunnen we ook in andere gebieden toepassen. Denk aan New York waar Nederlandse partijen betrokken zijn bij het waterbestendig maken van de Metro.

Bodewes benadrukt de culturele component. Landen of steden die het beter krijgen, kunnen verzadigd raken en daarmee weinig ondernemend. Eén van de grote valkuilen voor Europa is dat zij niet in staat is om te vernieuwen en de slag daardoor mist. Dat kan op projectniveau gebeuren, maar ook op stedelijk of landelijk schaalniveau. ‘Wees je er altijd van bewust dat je voortdurend in de race bent om je plek onder de zon te behouden en te versterken. Stilstand is namelijk achteruitgang’, aldus Bodewes.

Elkaar sneller vinden

Volgens Gehrels is de samenwerking tussen overheid en bedrijven in dit verband essentieel. De overheid schept voorwaarden, het bedrijfsleven kijkt op welke plekken ze gaat investeren. Aspecten van veerkracht en duurzaamheid spelen in die keuze zeker een rol. In andere landen vinden overheid en bedrijfsleven elkaar sneller op dit punt dan in Nederland. Bodewes wijst op de Angelsaksische wereld: hier is sprake van een directe belangenafweging aan het begin van het proces. Oftewel een onderhandelingsplanologie waarin partijen direct met stakeholders aan de slag gaan en proberen tot overeenstemming te komen. Hier komt het ontwikkelingsplan uit voort. ‘Engelsen en Amerikanen zijn offensiever dan wij, komen sneller tot resultaat.’

In Nederland nam de overheid vaak de eerste stap, is dit nog steeds zo? Dit verandert behoorlijk, aldus Molenaar. De praktijk is meer een samenwerkend geheel. Voorbeeld: de Merwe-Vierhavens in Rotterdam, een buitendijks gebied. Daar is het de kunst om de opgave – het combineren van waterbescherming en stadsontwikkeling - integraal te benaderen en zo kansen te pakken. Gehrels kan dit beamen, wijzend op de ervaringen in New York. Bij de projecten in deze stad staat bescherming tegen het water weliswaar centraal, maar ook de economische ontwikkeling van een gebied wordt meegenomen. De metro wordt uitgebreid, parken worden gerealiseerd en woontorens worden gebouwd om de investeringen terug te verdienen.

Bodewes vindt dat de Nederlandse publiek-private samenwerking te lang is gedomineerd door het delen van financiële risico’s op lange termijn. ‘Het probleem is niet voldoende geld en hoe te delen, maar de kracht is om de expertises bij elkaar te brengen en te co-creëren. Dit kunnen wij wel in Nederland, maar doen wij nog te weinig.’ Molenaar voegt toe dat in Amerika communities veel actiever zijn. Ook daar kunnen wij van leren, omdat wij nu ook in de situatie terecht komen dat de overheid kleiner wordt en een meer beperkte rol heeft.

De factor geld

Hoe zorgen we voor investeringen in de steden? Volgens Bodewes stoppen investeerders geld in een bedrijf of een financieel product, niet in de stad zelf. ‘Dat is meer een afgeleide.’ Een goed voorbeeld zijn woningen in Nederland. Huurwoningen zijn bij buitenlandse investeerders gepromoot, door een samenwerking van private partijen en het Ministerie van BZK. Buitenlandse partijen krijgen zo begrip voor de investeringscondities in Nederland en zijn sneller bereid te investeren. Het investeringsklimaat is belangrijk, maar uiteindelijk investeert een investeerder in het object. Als steden een goed klimaat weten te creëren als vestigingsplaats, willen bedrijven sneller investeren. Dat is een cyclus die gezamenlijk op gang moet worden gebracht.

Onbetaalbare binnensteden

Londen en Barcelona zijn dé steden waar het gebeurt. Maar inmiddels is Londen onbetaalbaar voor de ‘gewone’ Engelsman en is er in Barcelona geen bewoner meer over in de binnenstad. Het zijn steden geworden voor het bekende tweedaagse tripje: een ontwikkeling die zeker in de gaten moet worden houden. Bodewes voorspelt dat de woningprijzen van Amsterdam gaan verdubbelen. Als vergelijkbare stad noemt hij Stockholm: zeer succesvol in de intelligente maakindustrie, ook in de promotie. De keerzijde van de strategie is evenwel een schaarste van goede woningen in de stad. ‘Je koopt daar geen woning meer onder de 12.000 euro per vierkante meter. Dan wordt het wel een zorg.’

De kunst is volgens Molenaar om hier als stad op te anticiperen. Ondanks de voorspelde urbanisatie en groeiende druk op ruimte en prijzen moeten onze steden wel leefbaar blijven. We hoeven niet mee met Hong Kong, zo wordt gezegd. Een stabiele ontwikkeling past ook beter in het straatje van het type investeerders dat veelal in Nederland actief is en op de lange termijn denkt, zoals pensioenfondsen. Zij zijn vooral geïnteresseerd in stabiele kasstroomsystemen en hechten aan de lange termijn, met een geleidelijke waardegroei en koopkrachtstijging. Het is veel minder grillig dan het patroon uit de Angelsaksische wereld. Tegelijkertijd is niets doen ook geen optie. Zo benadrukt Bodewes dat er wel voldoende vaart moet worden gemaakt om aan de groeiende woningvraag te voldoen. Daarmee ontstaat een mix van soorten woningen, wat óók van belang is voor veerkrachtige steden.

Lees hier de verslagen van enkele geselecteerde bijeenkomsten op de PROVADA:

Zie ook:


Cover: ‘2015.06.11_De veerkracht van Nederlandse steden: lessen uit het buitenland_660’


Mirela Milosevic

Door Mirela Milosevic

Projectmedewerker Praktijkleerstoel Gebiedsontwikkeling TU Delft


Meest recent

GO Weekoverzicht 21 november door Gebiedsontwikkeling.nu (bron: Gebiedsontwikkeling.nu)

Dit was de week waarin bleek dat het einde van de Didam-saga nog niet in zicht is

Wil je helemaal bij zijn bij de (gebieds)ontwikkelingen van deze week? Dan zijn dit de stukken die je gelezen moet hebben. Er is een nieuw hoofdstuk in de Didam-saga en de waterproblematiek vergroot de druk op ruimtelijke plannen in Limburg.

Weekoverzicht

21 november 2024

Zaandammerplein in Amsterdam door TasfotoNL (bron: Shutterstock)

Waardegedreven gebiedsontwikkeling zet baathouder centraal

Ferry Renne, procesmanager bij Brink, pleit voor een verandering in het vakgebied en stelt dat moderne gebiedsontwikkeling dwingt om op een andere manier naar ‘baten’ te kijken. “Zo creëren we kansen voor duurzame oplossingen in de toekomst.”

Analyse

21 november 2024

Wolkenkrabber in Londen in aanbouw door WD Stock Photos (bron: Shutterstock)

Circulaire gebiedsontwikkeling vraagt om meer dan alleen kringlopen sluiten

Circulair beleid richt zich binnen gebiedsontwikkeling nu nog vooral op het hergebruik van materialen. Dat kan en moet anders, blijkt uit een beleidsanalyse van TU Delft-onderzoekers. “Nu blijft het bouwprogramma onaangepast.”

Onderzoek

20 november 2024