Verslag Anderhalf jaar lang waren Enno Zuidema Stedebouw, De Beuk Organisatieadvies, AIR Rotterdam en Trancity samen op pad om de toekomst voor de stedenbouw in kaart te brengen. Niet (meer) als een statische discipline die braaf tekent wat anderen opdragen, maar als een spiln in het web in een dynamisch proces – gewapend met inzichten uit de veranderkunde. Op het slotsymposium van ‘Stedenbouw als veranderkracht’ maakte Enno Zuidema de balans op, waarna Larry Beasley zijn visie gaf op urban design. Hun conclusie was dezelfde: de stedenbouwer moet veel meer zelf het debat opzoeken.
Slotsymposium Stedenbouw als Veranderkracht
De veranderkunde heeft waardevolle inzichten waarmee stedenbouwkundigen – of ze nu in een eigen praktijk werken of bijvoorbeeld bij een gemeente – hun voordeel kunnen doen. Die boodschap stond centraal in het betoog van Enno Zuidema, die anderhalf jaar ‘Stedenbouw als Veranderkracht’ terugbracht tot een half uur met essenties. Aan de hand van een eigen project van zijn bureau, de herontwikkeling van het strokartonfabrieksterrein De Eendracht in Appingedam, liet Zuidema zien hoe de stedenbouwkundige in de ‘nieuwe realiteit’ van de gebiedsontwikkeling kan opereren. Een vrij ‘platte’ opdracht van ‘bouw hier 200 woningen’ werd in een interactief proces met bevolking en vakgenoten omgebogen tot een veel meer ontspannen aanpak, die beter past bij Appingedam (midden in het krimpgebied Eemsdelta) en waarin het gebied geleidelijk van kleur kan verschieten. Om dat te bereiken, gebruikte Zuidema intuïtief al de nodige principes uit de veranderkunde. Het zijn die principes die tijdens ‘Stedenbouw als Veranderkracht’ uitgebreid zijn getest op hun bruikbaarheid voor de discipline stedenbouw. Zuidema: ‘Dit is geen poging om te zeggen: stedenbouw moet helemaal anders. Maar het hart van het vak krijgt hiermee wel een verbreding.’ Door stedenbouw met veranderingsprocessen te vergelijken en leidende principes uit de veranderkunde te gebruiken, kunnen uiteindelijk betere steden ontstaan, aldus Zuidema. ‘De stad is van iedereen, niet alleen van de opdrachtgevers die daar actief zijn. Er zijn allerlei betrokkenen en eigenaren; daar moeten we op een nieuwe manier naar leren kijken.’
‘‘Stedenbouwer moet zijn studio uit’ - Afbeelding 1’
Veelzijdige inzet
Wat zijn dan die principes uit de veranderkunde? Zuidema onderscheidde er drie: inzicht aanbrengen in het krachtenveld rondom projecten/gebieden, kunnen schakelen in aanpak en het ontwerpen op een veelzijdige manier inzetten. Bij de krachtenveldanalyse gaat het erom in een vroeg stadium helder te krijgen welke partijen bij een opgave zijn betrokken; wie die fase overslaat, komt van een koude kermis thuis – zeker in bestaand stedelijk gebied. Schakelen in aanpak heeft betrekking op zaken als veranderstijlen (wordt er in een proces via blauwdrukken gestuurd of juist op energie en kracht), participatie (wat iets heel anders is dan inspraak) en samenwerken (het opzoeken van meedenkers en dwarskijkers). De veelzijdige inzet in het ontwerpen hangt samen met de vraag waar het ontwerpen voor wordt ingezet: om zaken te verbeteren, te veranderen of zelfs hele fundamentele vragen te stellen (‘is dit eigenlijk wel een ruimtelijk probleem?’ of ‘waarom wachten we niet nog vijf jaar?’). Zuidema sloot af met de conclusie dat ‘veranderkrachtig’ ontwerpen vooral betrekking heeft op de manier waarop de stedenbouwkundige zich verhoudt tot anderen: ‘Met wie en voor wie maken we de stad, dat is de centrale vraag. En niet meer: wat komt waar en hoeveel.’ Om dat te bereiken, moet de stedenbouwkundige wel uit zijn schulp kruipen: ‘Pak die rol in het maatschappelijk debat en durf veel sterker uit de hoek te komen.’
Vooral tekenen
Iemand die daar geen probleem mee heeft, is Larry Beasley. De voormalige stadsstedenbouwer van Vancouver werkt op allerlei plekken in de wereld aan grote projecten, van Dallas tot Abu Dhabi. Zijn betoog over urban design maakte duidelijk hoe het verbrede vakmanschap waar Zuidema over sprak, in de praktijk concrete invulling kan krijgen. Beasley schetste hoe de smart cities van deze wereld hebben ontdekt hoe belangrijk de kwaliteit van de ruimtelijke inrichting is voor hun leefbaarheid, efficiency en imago. Na WOII was de kwaliteit van veel projecten quite brutal, aldus Beasley. ‘Pas een decennium geleden hebben we de waarde van goed urban design herontdekt. Daarvoor was er veel messiness en werd urban design afgedaan als iets elitairs.’ Steden als Vancouver hebben dit om weten te draaien, aan de hand van drie principes:
- het vakmanschap van collectief ontwerpen;
- een goed institutioneel raamwerk en proces waar urban design in is ingebed;
- een publiek connaisseurship, oftewel de mensen in de stad opvoeden om de kwaliteit van goede ontwerpen te kunnen zien.
Met voorbeelden uit zijn eigen praktijk (waaronder veel charettes) en die van anderen (zoals het BMW Guggenheim Lab) liet Beasley zien hoe stedenbouwkundigen zich een belangrijke rol in gebiedsontwikkelingen kunnen toe-eigenen. Opvallend daarbij was dat Beasley vooral de unieke kernkwaliteit van de stedenbouwkundige benadrukte: het tekenen. Niet teveel praten dus (‘Dat doen anderen veel beter.’) maar reageren op de ideeën en voorstellen van anderen door deze vertalen in een aansprekend ruimtelijk ontwerp. ‘Communicate through the pencil’, aldus Beasley. Door ook anderen – burgers, investeerders, politici – zelf mee te laten tekenen, kunnen doorbraken worden gerealiseerd die door eindeloze discussies niet mogelijk zouden zijn. Zijn conclusie was dezelfde als die van Zuidema: ‘Stap zelf in de arena om deze nieuwe manier van werken te stimuleren. Urban design is not a studio practice, it’s a public practice and a collective art.’
28 november, Pakhuis De Zwijger
Organisatie: Trancity, De Beuk Organisatieadvies, Enno Zuidema Stedebouw en AIR
Zie ook:
- Publicaties in het kader van het programma Stedenbouw als veranderkracht:
* ‘Ontwerp én proces én debat’
* Werkconferentie Verbreed Vakmanschap
Cover: ‘Rotterdam’